Ethiopia Arba Minch, Omo Valley: tribal country 2011
ETHIOPIA - TERUG NAAR DE OERTIJD

Daar sta ik weer, op Ethiopische bodem. Onze reis in 2009 beviel zo goed, dat ik besloot om terug te keren. Waren het de vorige keren met name de noordelijke regionen van het land die we bezochten, deze keer wilde ik afreizen naar het uiterste zuidoosten van het land, richting de beruchte Omo-vallei, waar allerlei kleurrijke stammen leven alsof ze nog in de prehistorie leven. Althans, naar Europese maatstaven. Er was me verteld dat deze Omo-regio te toeristisch was geworden, maar goede vriend Miki vertelde me dat dat wel meeviel - het ligt er maar aan waar je precies naartoe gaat en hoe - en hij wist precies waarheen te gaan. En zo geschiedde. Het gebied grenst aan Zuid-Soedan, een gebied dat veelvuldig in het nieuws was en is. En helaas niet zo positief. Door de extreme omstandigheden reisde ik alleen - Marieke bleef bij Kiora voor wie de reis niet zo geschikt zou zijn...

Arba Minch: Dorze
De rit van Addis Abeba naar Arba Minch is ongeveer 500km. De eerste delen bestaat uit vers asfalt, maar daarna volgen gravelwegen (in goede staat overigens) maar het vrachtverkeer rondom Addis zorgt voor een trage start. In totaal zou het ons 9,5 uur kosten (inclusief enkele pauzes). De nieuwe weg verlaat al snel het Amhara gebied en via het Oromo gebied komen we in het Gurage gebied, rondom Butajira. De stammen hier verschillen niet zo van elkaar, dat wil zeggen qua kledij en dergelijke. Veelal dragen ze gewoon westerse kleding. In de Omo vallei zal dat wel anders zijn. Blijkbaar telt Ethiopie 92 stammen, waarvan er maar liefst 50 in het Omo gebied leven!
Via Kibet (Silte stam) en Hosaina (Hadiya stam) gaan we via Sodo (Walaita stam) richting Lake Abaya. Aan de andere kant van Lake Abaya ligt Lake Chamo, gescheiden van elkaar door de Egzer Dilday, The Bridge of God, een bergketen waaraan de plaats Arba Minch ligt, ons doel. Lake Chamo is bekend vanwege Nechinsar National Park, een natuurgebied dat nieuw leven wordt ingeblazen door de Nederlandse organisatie African Parks. Het resultaat is discutabel overigens. Wel tot de verbeelding spreken de gigantische nijlkrokodillen die er in het meer zijn te vinden, maar die hebben we in Zambia ook, dus die laat ik links liggen. Ik kom voor de stammen! Arba Minch blijkt al een week zonder stroom te zitten, dus op de tast vinden we onze kamer, verfrissen ons en bij kaarslicht eten we een injera. Heerlijk die Afrikaanse chaos!

De eerste echte stam die we bezochten waren de Dorze. Deze zijn te vinden in de bergen ten westen van Arba Minch rond de plaats Chencha. De Dorze zijn vooral bekend van hun huizenbouw, hoge conisch gevormde huizen. De mensen zelf kennen niet zo'n aparte kledij of zo, maar zijn wel heel klein gebouwd. De aparte huizen zijn volledig gebouwd van bananenbladeren, zonder gebruik van een enkele spijker maar wel waterdicht! We bezoeken een familie en ik vraag ze naar de functie van de hoge huizenbouw. De eerste reden die ze noemen is de afvoer van rook, maar ook omdat de huizen elk jaar korter worden omdat de termieten er een aantal centimeter af eten! Vooral die laatste reden is redelijk hilarisch: laten we maar een hoog huis bouwen, dan houden we nog wat over als de termieten ermee klaar zijn! Ik hou het maar op de schoorsteenfunctie...

Konso: Derashi en Konso
Op weg naar Konso komen we door het gebied van de Derashi, die niet zo gek veel verschillen van de Konso. We passeren een markt langs de kant van de weg waar vele Derashi vrouwen hun waren verkopen. Als ik uitstap en met mijn camera de markt op slenter, wordt ik nauwlettend in de gaten gehouden. Als ik een foto neem wordt ik van alle kanten toegeroepen, en boze blikken worden me toegeworpen. Als ik enige grapjes maak is het ijs toch gebroken en laten ze me verder met rust.

Eenmaal in Konso rijden we meteen door naar de compound van chief Gezahegn, een jonge kerel die maar liefst 350,000 Konso moet besturen, waarvan een deel zelfs in Kenia woont! We zetten onze tent op voor zijn compound - een vlak stukje grond, verder is er helemaal niets - geen water, toilet of wat dan ook. Maar we redden ons verder prima met wat we bij ons hebben. We zijn net klaar met het opzetten van de binnententjes als Gezahegn komt vragen of we hem een lift kunnen geven. Hij kreeg net het bericht dat er een familielid was overleden. Natuurlijk geven we een lift; alhoewel, als we hadden geweten dat het 45 minuten rijden was over een zeer slechte weg door het donker...
Die avond zitten we met Gezahegn rond het kampvuur. Hij heeft gestudeerd in Addis en spreekt dan ook prima Engels. Hij is opvallend openhartig - vertelt me dat hij nu 7 jaar Chief is, maar dat eigenlijk helemaal niet zag zitten - en zelfs nu nog doet hij het met frisse tegenzin. Van de een op de andere dag kon hij zijn beoogde carrière als ingenieur overboord gooien - zijn vader was overleden en hij was de enige "troonopvolger". 99% Van zijn tijd bestaat uit het bemiddelen bij meningsverschillen - zeer vermoeiend, zo verzekerde hij me. Ook zijn zijn onderkomens van zeer primitieve staat, want zo moest het zijn volgens de traditie. Dat zie ikzelf inderdaad de volgende morgen. Nee, het is niet alleen maar rozengeur en maneschijn als Chief van de Konso...

Key Affar: Bana, Tsemai en Ari
Op weg naar Jinka passeren we Key Affar waar net een kleurrijke markt gaande is. Bezoekers zijn Tsemai, Bana (zeer verwant aan Hamar) en Ari. Al snel gaat mijn hart sneller slaan: hier was ik voor gekomen! Er lopen wel andere toeristen rond maar geen hordes. De mensen moeten niet veel van fotografie hebben, maar na een uurtje rondlopen verliezen ze me uit het oog en kan ik toch plaatjes schieten en het marktleven gade slaan en beleven. In 45 graden Celsius wel te verstaan! De Bana en Tsemai zijn mooi gedecoreerd, met groen/geel/zwarte kleuren respectievelijk rood en blauw. De Ari hebben gewoon westerse kledij. Oorspronkelijk liepen de vrouwen rond in een jurk gemaakt van bananenbladeren, maar dat schijnt nog maar in een dorp te gebeuren en dat is 120km omrijden en 4 uur lopen, dus dat laten we maar even voor wat het is.

Jinka en Mago National Park: Mursi en Bode
In Jinka kopen we even het een en ander in en ineens ben ik omringd door schaars geklede dames met...lipplaten! Jawel, de eerste Mursi. De dames slissen "foto foto" want met zo'n plaat in moet het toch maar moeilijk praten zijn, hoor. Een van de dames haalt de plaat uit haar lip en biedt het te koop aan, terwijl de klodders slijm en speeksel er nog aan hangen. Nou nee, bedankt toch maar niet! We rijden verder naar Mago Nationaal Park, midden in de bloedhete Omo Vallei, daar waar de Mursi wonen. We zijn niet de enigen die het park inrijden: er zijn nog een aantal witte grote landcruisers die wegstuiven. Dagjesmensen, zo blijkt later. Die gaan zo vroeg mogelijk het park in, stoppen bij het eerste Mursi dorp welke bestaat uit allerlei dronken Mursi met de meest uitzinnige uitdossingen, en gaan na een uurtje weer terug naar hun airconditioned kamer in Jinka! Daar had ik dus weinig zin in. We passeren de eerste Mursi dorpen en pas diep in het park stoppen we tegen 14 uur bij een Mursi dorp. We leggen contact met hoofdman Arsirege Mulu, een heel geschikte man en tevens scout en ranger in het park. Tegen een kleine betaling mogen we kamperen naast het dorp. Hij stelt zelfs voor IN het dorp, maar daar voel ik niet zoveel voor - dan hebben we in ieder geval een plekje waar we ons kunnen terugtrekken, en niet het hele dorp al ons handelen gade slaat. Ik wacht eerst de ergste hitte af voordat ik het dorp in ga; tjonge, wat is het heet! Ik ben toch heel wat gewend van Zambia maar dit slaat alles! Je kan bijna niet normaal adem halen van de hitte. Enfin, na verloop van tijd lopp ik het dorp in en met name de dames gaan er eens goed voor zitten. Het principe "betalen voor een foto" is door de Mursi uitgevonden en er schijnt ook een algemeen gangbaar tarief te zijn: 2 birr voor een foto, zit er een baby bij dan komt er een birr bij. Daar de euro ongeveer 16 birr klokt, valt het allemaal wel te overzien, maar ik kan dus niet al te veel spontaniteit verwachten. Toch is het bizar om door het Mursi dorp te wandelen; jonge meisjes hebben een kurk in de inkeping onder hun lip gestoken, daar waar later de plaat moet komen. Een dame draagt een plaat van bijna 15cm! het ziet er erg ongemakkelijk uit en dat is het ook, normaal gaat de plaat alleen in bij speciale gelegenheden. Blijkbaar ben ik zo'n gelegenheid (met een portemonnee). Omdat we toch gaan kamperen bij het dorp heb ik niet zoveel haast, zodat men aan mijn aanwezigheid kan wennen. Het valt ook op dat niemand dronken is, hetgeen in de meeste gevallen helaas het geval is bij de Mursi. Blijkbaar heeft Arsirege er een bloedhekel aan en doen zijn mensen hun best om hem te gehoorzamen.

Die nacht zouden de jonge mannen en dames gaan dansen, maar om 22 uur vielen we van vermoeidheid en hitte in slaap. Om 1 uur 's nachts word ik wakker en warempel, ik hoor een monotoon gezang en geklap en af en toe wat gezang. Wat heerlijk om hier in-the-middle-of-nowhere te liggen met je eigen privé-koor! Om 5 uur word ik weer wakker en zijn ze nog bezig, en als om half 7 het eerste licht zich laat zien druipen de jongeren eindelijk af om te gaan slapen! Geweldige belevenis!

Die ochtend horen we dat in Hana, in het naburige Bode-gebied, een markt zal gaan plaatsvinden. Daar heb ik wel oren naar. Arsirege wil graag mee en die kunnen we niet weigeren, maar in zijn slipstream willen er nog wel een man of 8 mee en dat gaat natuurlijk niet. We rijden de Omo vallei uit naar een gebied waar niet zoveel westerlingen komen. De eerste Bode zijn mannen, echte veehoeders, poedelnaakt! Die dragen hier geen kleding, veel te heet. De markt is heel klein en inderdaad is er in de verste verte geen toerist te bekennen - als enige blanke trek ik nogal bekijks, maar na een uur gaat men weer over tot de markt-beslommeringen en kan ik wat meer mijn gang gaan. De Bode hebben een aparte haardracht, veelal geschoren in allerlei patronen. Er is een theorie die zegt dat de Bode kannibalen waren en dat eigenlijk nog steeds zijn - ze graven hun doden na de begrafenis op ('s nachts) en doen zich te goed aan relatief vers mensenvlees. Hmmm, ik hoop dat ze geen trek hebben in een mals stukje Nederlander. Overigens vragen de Bode praktisch geen geld voor de foto's, wat al aangeeft dat ze er niet gewend zijn aan toeristen. Als ik sommigen later de foto laat terugzien zorgt dit voor grote hilariteit onder de Bode!

Op de terug weg naar Jinka zetten we Arsirege af bij zijn dorp en wat blijkt? In zijn afwezigheid heeft de alcohol rijkelijk gevloeid en is iedereen zo dronken als een tor. Arsirege ontsteekt in woede en wil niets meer met zijn dorpsgenoten te maken hebben, die er een beetje als gestrafte schoolkindjes bijzitten (met een flinke kater wel te verstaan). Ik maak nog wat foto's van dronken Mursi voordat we terugkeren naar Jinka, waar we water hopen te vinden om ons een beetje af te spoelen.

Turmi en Dimaka: Bana en Hamar
We gooien het hele programma om als we horen dat er een bull-jump in Harar-land zal gaan plaatsvinden. Een bull-jump (stieren-springen) is een traditionele ceremonie voor jonge mannen, waarna ze volwassen worden verklaard. Daartoe moeten ze een aantal keer over een rij stieren heen springen en lopen! Een heel aparte belevenis, zo zegt men, temeer omdat voorafgaand de vrouwenceremonie plaatsvindt: zweepslagen! Met een tak van een speciaal soort struik worden ze geslagen als eerbetoon aan de jongeman die de bull-jump gaat doen. Nou, dat wil ik wel eens zien. Als we eindelijk in Turmi aankomen wordt inderdaad bevestigd dat er die middag een bull-jump zal gaan plaatsvinden, maar daar moeten we nog wel even rijden, ver in afgelegen gebied. Ach, waarom ook niet...

De weg gaat door prachtig landschap en de weg wordt steeds slechter. Uiteindelijk rijden we door diep zand door een droge rivierbedding. Uiteindelijk komen we aan bij een kleine kliniek in-the-middle-of-nowhere. Daar kan de auto niet verder, dus sjorren we de rugzak op onze rug en lopen de heuvels in. Na een uur klimmen komen we aan op een plateau waar een Hamar-dorp ligt, en waar vele Hamar zijn te vinden. Hier gaat het allemaal plaatsvinden! We onderhandelen met het dorpshoofd voor een complete fee: vrij-uit fotograferen en een nacht kamperen op het terrein. Daar komen we al snel uit en het resultaat is fantastisch. Ik kan gaan en staan waar ik wil en fotograferen waar en wat ik wil. Soms krijg ik wel een opmerking naar mijn hoofd geslingerd of krijg ik boze blikken, maar dan wordt de persoon in kwestie al snel duidelijk gemaakt dat ik permissie heb. Als eerste daal ik in een droge rivierbedding af waar de vrouwen zich hebben teruggetrokken in afwachting van het feest. Er zijn ook een aantal mannen te vinden - zij hebben een tweetal taken: of ze doen aan gezichtsschilderingen, of ze doen aan zweepslag! De situatie is te bar voor woorden; daar zit ik dan, als enige westerling in een droge rivierbedding omringd door tientallen Hamar in de meest bizarre uitdossingen en beschilderingen, een eeuwenoude traditie als zweepslagen te bekijken. En met zweepslagen bedoel ik zweepslagen he. De vrouwen staan de mannen te bedelen om geslagen te worden. De man heft de tak boven zijn hoofd en zwiept de tak tegen de zij van de vrouw, waarbij de tak gemeen op haar rug klapt en de huid meteen openbarst. Vele vrouwen lopen dan ook met zwaar bebloede ruggen rond, en bij velen van hen ontwaar ik oude lelijke littekens van voorgaande zweepslagen. De vrouwen geven geen kik, sterker nog ze lachen er triomfantelijk bij en kwebbelen en dansen en zingen erop los.

Na de rivierbedding begeven we ons allemaal naar het dorp, waar eerst de zelfgebrouwen bier wordt geproefd. Als die eenmaal goed is bevonden, gaan de mannen dansen met hun eigen groep en de vrouwen in hun eigen groep. Anderen blijven zitten, al kletsend en bier drinkend. De kinderen rennen rond of kijken naar de volwassenen. Het begint al een beetje donker te worden en de bull-jump heeft nog niet plaatsgevonden. Ik vrees het ergste voor mijn fotografie - straks wordt het te donker. Maar dan zet de hele groep zich in beweging naar de top van een grote kale heuvel, en de stieren worden gebracht en met moeite naast elkaar in een rij geplaatst. Dan verschijnt de bull-jumper - een jongeman, geheel naakt, want zo hoort het. Hij neemt een aanloop en springt op de eerste koe en rent snel over alle koeien heen en springt er aan de andere kant weer af. Dat herhaalt hij nog een stuk of 5 keer. En dan is het gedaan, hij heeft het geflikt, hij is nu een volwassen man, dus gaat iedereen weer naar het dorp om eens flink te gaan feesten. We blijven er even bij zitten maar gaan dan toch maar naar onze tent - we kunnen heerlijk wegdromen bij het geluid van de dansende en zingende Hamar. Een dag om nooit te vergeten...

Terug in Turmi bezoeken we nog de wekelijkse Hamar-markt; erg kleurrijk, maar men deed erg moeilijk over foto's. Datzelfde was het geval in Dimaka, waar de wekelijkse Bana-markt plaatsvond. Leuk was de vee-markt die gaande was, vooral toen een van de stieren het op zijn heupen kreeg en alle Bana en Hamar van schrik uiteen stoven!

Die avond zetten we onze tent op binnen een kraal van een bevriende Bana-familie, die van Lailo die zelf helaas niet aanwezig is (hij is met zijn veestapel ergens in de bush). Zijn vrouwen Buri en Asi ontvangen ons echter hartelijk - en een hele kinderschare houdt nauwlettend in de gaten wat we allemaal doen. Zo vinden ze het prachtig als we twee biertjes in natte sokken in de bomen hangen om ze te koelen! De kids vergapen zich aan mijn lange haar en tattoos, en kunnen er geen genoeg van krijgen om me aan te raken. Als het eenmaal donker is drinken we koffie in Asi's hut; de koffie is niet gemaakt van bonen maar van de bladeren, een beren-sterk goedje!. Die avond slapen we samen met zo'n 50 geiten binnen de kraal...

Koncho en Gnangatom: Karo en Bumi
De Karo waren ons volgende doel, een relatief kleine stam die in 3 nederzettingen leeft langs de Omo rivier. We zouden ook langs het leefgebied van de Bumi komen, een stam die niet zo goed bekend staat en waar veel andere stammen het mee aan de stok hebben. Zo wisten de Mursi ons te vertellen dat ze vorige week nog 2 Bumi hadden gedood, nadat er 3 Mursi door hen waren gedood tijdens het stelen van vee (waar overigens de meeste conflicten tussen stammen over plaatsvinden). We moeten dus een beetje voorzichtig zijn, er zijn allang geen toeristen meer geweest bij de Bumi.

na enige uren rijden door landschap gedomineerd door de meest waanzinnige termietenheuvels (in de vorm van schoorstenen tot wel 4 meter hoog) komen we in "risicovol" gebied aan. Voordat we dat goed en wel door hadden sprong er een groep zeer lange jongens uit de bush. Oei oei, wat haalden we nu weer op onze hals? De Bumi is een lange stam, de langste man is ruim 2 meter lang en torent hoog boven me uit. Vele van de mannen houden een machete in de hand... Het zijn allemaal jonge jongens en tot onze verbazing heel erg vriendelijk. Ze waren net een stuk woud aan het vrijmaken om een campsite voor toeristen te maken. Ze vragen waarom er geen toeristen meer komen naar de Bumi, en als we uitleggen waarom zeggen ze ons dat alles nu veilig is en er geen enkel probleem is. Als we willen kunnen we hun dorp bezoeken en zullen ze met ons meegaan. Daar moeten we natuurlijk wel wat voor betalen, want we moeten ook met een bootje de Omo-rivier over; de Bumi-nederzetting ligt aan de andere kant. Gnangatom heet het, en het is een stoffig gat. We lopen echter de velden in en daar zijn de boeren bezig te oogsten. We maken kennis met een aantal vrouwen; ze dragen kralenkettingen die wel 100 keer om hun nek lijken te zijn geslagen. Natuurlijk hebben zij ook weer wat door hun onderlip steken; het blijkt in de meeste gevallen om spijkers te gaan! Op de terug weg zie ik een van de jongens lopen in een Arsenal shirt. Dat doet me herinneren aan de voetbalwedstrijd van vanavond, Arsenal tegen Barcalona, die ik zo graag had gezien maar ja, hier weg-van-alles natuurlijk geen TV. Jawel hoor, verzekert de jongen-in-Arsenal-tshirt mij. Wij hebben DSTV (satelliet TV). Het zal toch niet zeker? En warempel, in een hut gebouwd van takken en vuilniszakken staat een heuse TV en boven de hut torent een DSTV schotel uit. Wel heb je ooit? Of we geen zin hebben om te komen kijken vanavond. Hmmmm, met het tijdverschil begint de wedstrijd pas om 23 uur, en dan moeten we in het pikkedonker de rivier over en te midden van vele Bumi's voetbal gaan kijken...Maar ja, wel een unieke mogelijkheid natuurlijk. We spreken met de jongens af dat we ons vroeg in de avond zullen melden aan de rivier; ik ben benieuwd...

Vervolgens rijden we door naar het eerste Karo-dorp, Koncho. Het ligt prachtig op een hoge heuvel met fenomenaal uitzicht op de Omo vallei en in de verte Mago National Park. Een leuk dorp, wel weer veel "foto voor geld", maar ik begin er al aan te wennen. Elke familie heeft zijn eigen kraal in het dorp. Salomon leidt me rond en hij maakt duidelijk dat hij wel mee wil naar Gnangatom om de wedstrijd te zien, ondanks het feit dat na de vorige wedstrijd tussen Manchester United en Manchester City vechtpartijen waren uitgebroken. We rijden met hem terug naar de oversteekplaats naar Gnangatom, vinden een plek voor onze auto en een van de Bumi offert de wedstrijd op om op onze auto te letten en we steken weer met het bootje de rivier over. Onze "vrienden" staan ons al op te wachten en eerst moet er ingedronken worden in het cafe. Daarna naar de "TV zaal" waar (het zal je niet verbazen) ik de enige blanke ben en dus wereldvreemde blikken krijg toegeworpen. De tent zit nokvol en vlak voor de wedstrijd springt een boomlange Bumi op en roept "Mzungu, Barcelona? Arsenal?". Tja, het was wel duidelijk aan wie de vraag was gericht. Maar moet ik nu als groot Barca fan mijn voorkeur duidelijk maken ten aanzien van vele Bumi die de Premier League op handen dragen? Met de resultaten van de laatste voetbalwedstrijd indachtig doe ik net alsof ik er helemaal niets van snap en ik slaak een zucht van verlichting als de wedstrijd eenmaal begint. Helaas verraad ik mezelf als ik als enige juich als Barca scoort, maar gelukkig voor mij sluit Arsenal de wedstrijd winnend af en zijn alle Bumi zeer positief gestemd na afloop (Barca trok natuurlijk toch nog aan het langste eind bij de return). Na enige biertjes staken we om 2 uur 's nachts de rivier weer over en kropen ons tentje in...

Omerate: Dassanech
De rit van Gnangatom naar Omerate gaat door een weinig bewoond gebied. Feitelijk is het een soort van reservaat, en we kunnen een echte gamedrive maken! En inderdaad, we zien wild, zoals Grant's gazelles, een kudde hartebeest, tweemaal een gerenoek en een heleboel dik-diks (Gunther's?). Het is echter allemaal erg schuw hetgeen waarschijnlijk betekent dat er nog veel op ze gejaagd wordt in het gebied, en dat zal me niets verbazen. Omerate is een stoffig hol, en het is er snikheet. Het moet toch gauw 45 graden zijn, ik zweet non-stop. Wederom steken we de Omo-rivier over, deze keer in een "dug-out canoe" waar ik met m'n dikke kont nog maar net in paste. De Dassanech komen oorspronkelijk uit Kenya, hun hutjes leken wel wat op die van de Turkana in Kenya. Helaas was het ook de meest opdringerige stam. In rijen van 10 stonden ze klaar voor een betaalde foto, lekker spontaan. Ik bleef er niet al te lang, het was er ook onnoemelijk heet.

Waito: Tsemai, Arbore en Berahale
Via Turmi rijden we weer oostwaarts richting Waito, onderweg een tweetal stammen bezoekend, te weten de Arbore en Tsemai. Beiden hebben grote veestapels, maar er wordt ook gevist in het aanwezige meer. Weer veel portretten geschoten, wederom voor geld dus niet bijzonder spontaan. De Tsemai vond ik overigens veel minder opdringerig dan de Arbore. Vlak na Waito ligt de Waito rivier. Vele Tsemai brengen er hun koeien om te drinken, een mooi gezicht. Ik hoor over een kleine stam die stroomopwaarts woont, de Berahale. Door huwelijken met naburige stammen zijn er bijna geen oorspronkelijke stamleden meer over, men schat nog zo'n 40 stamleden. Het zijn kleine mensen en de meesten zijn afwezig, in het veld aan het werken. We moeten een flink eind lopen langs de rivier om er te komen, met de auto ging het niet. Hun dorp ligt overigens aan een prachtig stuk land langs de rivier.

Yabello: Borana
Vanuit Waito bereiken we Konso voor de nacht, en de volgende dag rijden we meteen door naar Yabello, de bakermat van de Borana. De weg is grotendeels gravel, soms heel veel wasbord dus we komen redelijk geschoffeld aan. Op de grens van Konso- en Borana-land lopen de Borana overigens zeer zwaarbewapend rond, de stammen hebben het nogal eens met elkaar aan de stok met als inzet vee. We vinden een pension waarvan we later uitvinden dat het de plaatselijke hoerenkast is. Gelukkig maakten de dames niet al teveel lawaai, ik heb prima geslapen.

De markt van Yabello is nog niet begonnen, dus rijden we eerst zuidwaarts naar Dibuku om de beroemde "singing wells" te bekijken. In het droge gebied zijn zeer diepe en brede bronnen gegraven, waarlangs paden naar de bodem lopen. De Borana vormen een lange rij en geven elkaar met emmers het water door voor het vee dat boven staat. Om het uit te houden zingen ze, hetgeen resoneert tegen de bronwanden en dat klinkt heel mooi. Helaas voor mij heeft het toevallig net twee dagen geregend, een beetje vroeg in het seizoen, en daardoor zijn de putten volgelopen. De Borana hoeven dus geen lange rij te vormen om aan water te komen, maar voor ons willen er wel 6 in een rijtje liedjes zingen en emmers water doorgeven. Te erg voor woorden!!! Eenmaal terug in Yabello is de markt begonnen, en daar valt op dat de Borana heel anders zijn dan de andere stammen. Ze lijken ook meer islamitisch (zijn ze ook) dat animistisch. De Borana zijn ook niet zo happig om gefotografeerd te worden, dus de volgende dag bezoeken we eerst nog even een Borana-dorp om de bevolking wat meer te leren kennen. Dat was erg leuk en men was zeer gastvrij.

Via Dilla terug naar Addis
In Dilla bezoeken we een van de stellae-velden, soort grote grafzerken in de vorm van penissen. In Awasha willen we ons verwennen met een goed hotel om het stof af te spoelen, maar die zitten allemaal vol met leden van de NGO Save The Children. Jaja, redt de kinderen...redt jezelf zul je bedoelen. Ik kies voor het staatshotel bij het Awasha-meer, beetje vervallen zooi maar wel met Colobus apen in de tuinen.

De lange weg naar Addis had maar een noemenswaardig feit: een lekke band. Hilarisch om op het asfalt een lekke band te krijgen, na alle onmogelijke wegen in de Omo regio! Eenmaal in Addis koop ik cadeautjes voor de familie op de Mercato - tjonge, wat een mensenmassa ineens. Ethiopia is eigenlijk het India van Afrika, overal mensen.

De dag en de reis sluiten we af bij de familie van Miki, mijn goede vriend, met een heerlijke maaltijd. Miki, Addis, Blen en Amen: jullie zijn supermensen en ik hoop jullie spoedig weer te zien!



Click for English © copyright on all pictures by Rick Versteegh. No picture or image may be copied, printed or reproduced without written permission