Canada Alberta, BC, Yukon, NWT 2003

Onderstaande verslagen zijn onderdeel van een 2,5 jaar durende wereldreis die we ondernamen in 2002-2003-2004.

Canada I: Welcome to bear country (20-6-2003/16-7-2003)

Welcome to bear country. Jaja, Canada weet haar grootste roofdier wel te adverteren. In staten als British Colombia en Yukon wordt je doodgegooid met brochures met de meest indrukwekkende headlines: “Welcome to Bear Country”, “Bear Encounters” en “A fed bear is a dead bear”. Wij zouden dat wel eens allemaal gaan zien, dat met die beren…

Intro
Via Toronto vlogen wij op 20 juni 2003 naar Edmonton, in de provincie Alberta. Canada is opgedeeld in provincies, waarvan de meest bekende Montreal, Ontario, Alberta en British Colombia (BC) zijn. Dat zijn ook de provincies die de meeste toeristen trekken. Canada is echter veel meer dan dat. Het een-na-grootste land ter wereld telt in het noorden nog een aantal minder bekende, ruige en zeer onontgonnen provincies, zoals Yukon en North West Territories (NWT). Heel aardig om te weten is dat de Canadese regering zeer recent (1998) de NWT heeft opgesplitst in NWT en Nunavut en daarbij Nunavut heeft “teruggegeven” aan de oorspronkelijke bewoners van noordelijk Canada, namelijk de Inuit oftewel de Eskimo’s zoals ze populair bekend zijn (eigenlijk is Eskimo een scheldwoord. Het betekent namelijk “zij die rauw vlees eten”). Dit zal vast niet zonder slag of stoot zijn gegaan, maar toch. De Verenigde Staten kunnen hier nog een puntje aan zuigen. Die stoppen ”hun” Indianen nog steeds in kansloze reservaten.

Overigens, in Toronto moesten we formulieren met betrekking tot SARS invullen. Of we bepaalde symptomen vertoonden enzo. De eerste keer dat we hiermee in ‘aanraking’ kwamen. Hopelijk ook de laatste keer....

Maar goed, Edmonton dus. Daar een hotelletje genomen tegen backpackertarieven en dat betekent niet het allerbeste. Bovendien bleek wat later dat we pal boven een hardrockcafe lagen zodat we headbangend in bed lagen. Dat vind Rick normaal wel lekker (headbangen dan, niet perse in bed), maar na bijna 24 uur reistijd was het wel wat veel van het goede!!!

Wat viel ons nu als eerste op in Canada?
1: Het zijn enorme patriotten. Overal zijn Canadese vlaggen te vinden in alle soorten en maten: op auto’s, boten, in huizen, aan honden en motoren, het hield niet op;
2: Er zijn veel oudere mensen, die van het kleurtje grijs. Qua kleur paste het wel bij Rick, maar daar bleef het ook bij......;
3: Als we een gesprek aangingen, dan was vaak de tweede opmerkingen met betrekking tot het inkomen. En dan zijn de Canadezen nog heilig vergeleken met de Amerikanen. Jaja, Noord-Amerikanen zijn verzot op het vermelden van hun inkomen. En verwachten dat dus eigenlijk ook van ons. Dat was makkelijk: dat was en is nog steeds nul komma nul!;
4: We sliepen ons een gat in de dag en stonden dan nog met bolle ogen op. Tjongejonge, was Nederland dan zo hectisch geweest? We weten het nog niet, maar de eerste week in Canada waren we ons bed bijna niet uit te slaan;
5: Het was koud, vooral ’s nachts. Dat viel vies tegen! Zelfs Nederland had ons mooi weer voorgeschoteld. Misschien daarom wel die bolle ogen in de morgen....

Volkomen brak namen we de volgende ochtend de greyhound bus naar Carstairs. En daar, eindelijk, na ruim 1,5 jaar konden we Marieke’s zus Rita en haar familie weer in de armen sluiten. We hebben bijna een week bij hen doorgebracht in hun prachtige nieuwe stek aan de voet van de Rocky Mountains in het plaatsje Watervalley en het was heerlijk! Onze neefjes, Juwilliart en Voole, konden gelukkig nog lachen om onze flauwe grapjes (“oche mooi” en “bebbelbebbel”) en vonden het prachtig dat er 2 olifanten in Zambia rondlopen met hun namen. Wel raar hoor, om die twee blonde rakkers ineens Engels te horen praten. Gelukkig kon ons nieuwe nichtje Latrelle daar nog helemaal niets van, maar dat is misschien niet zo vreemd als je 6 maanden jong bent.......
De laatste paar dagen waren ook nog eens pa en ma Van Empel over en dat was ook erg bijzonder en fijn.

Na die week was het weer tijd om onze weg te vervolgen. En dat ging zo....

De route
Voor de geinteresseerden onder jullie: allereerst reden we de (zuidelijke) Rocky Mountains in. We bezochten daarbij Banff National Park en Jasper National Park (NP) met een uitstapje naar Mount Robson Provincial Park (PP) in buurprovincie BC. Daarna reden we via de plaatsjes Grand Cache en Grand Prairie noordwaarts naar Dawson Creek, het begin van de Alaska Highway. Die volgden we via Stone Mountain PP, Muncho Lake PP en Liard River Hot Springs PP tot in Watson Lake in Yukon. Daar namen we de Campbell Highway naar Cantrell, vervolgens de Northern Klondike Highway richting Dawson City en als echte uitdaging de Dempster Highway tot in Inuvik aan de Arctische Oceaan. Eenmaal terug in Dawson City bracht de Top Of The World Highway ons naar de Amerikaanse grens.

Vervoer
Wat gingen we doen? Alles met openbaar vervoer, een auto kopen, een auto huren? Eigenlijk wilden we een auto kopen, maar ondanks het feit dat de aankoop betrekkelijk eenvoudig is, is de verkoop heel erg moeilijk. Daarom zijn we toch tot huur overgegaan. Met Rent-a-Wreck konden we een deal maken waarmee we uiteindelijk evenveel betaalden als bij aankoop van een degelijke wagen. Dus reden we uiteindelijk weg met een Mercury Sable voor de periode van 9 weken. Wel heel wat anders dan onze LaRo......

Rocky Mountains
De Rocky Mountains zijn erg indrukwekkend. Dat had Rick zo’n 10 jaar geleden al gezien, maar ze blijven indrukwekkend. Rijden door de Rockies is als rijden door een scala van ansichtkaarten. Dat doe je echter niet alleen. Samen met Canadezen, Amerikanen, Japanners en Europeanen in campers rijd je van het ene viewpoint naar het andere. En niet van die gewone campers. De meeste zijn van het formaatje streekvervoerbus en van alle gemakken voorzien. Vaak bevatten ze ook nog eens uitschuifbare panelen, echt te gek voor woorden. Daarnaast worden veel van deze zogenaamde motorhomes of recreational vehicle (RV) bereden door de leeftijdsgroep bejaarden en ouder en dat maakt ze ook nog eens een gevaar op de weg.

Maar goed, daar reden wij met onze Sable tussen al die reuzen-RV’s naar Banff, een toeristenattractie 1e klas.
Snel overslaan dus. Camping Tunnel Mountain werden we al belaagd door heel wat muskieten, een voorbode? Tunnel Mountain campsite was ook meteen de eerste campsite waar serieus gewaarschuwd werd voor beren. Geen eten buiten laten staan, zelfs niet in koelboxen. Wee o wee de Koreanen, die tegenover ons stonden en hun campsite verlieten met maar liefst 8 koelboxen buiten voor het grijpen! De park rangers moesten alles wel in beslag nemen.....
Ook Lake Louise is een toeristen attractie 1e klas, maar niet zonder reden. Het azuurblauwe meer en de omringende bergen zijn beeldschoon. Dat vonden ook alle Japanners die met busladingen werden aangevoerd, voor het meer gingen staan, foto’s maakten met een familielid erop en hup, de bus weer in. Maar zo waren er ook stoere motorrijders, 100% in leer gestoken, terwijl voor hen 2 traditionele Indiers in Hari Krishna-zit aan het mediteren waren op een bankje. Ja, van heinde en verre komen ze om Lake Louise te zien en te bewonderen.

Rond Lake Louise hebben we ook het eerste wild gezien. Twee prachtige mannetjes-Elk met enorme geweien graasden tevreden langs de weg. En......een wolf! Dat was heel bijzonder en zeldzaam. Het dier stak zelfs de weg over na eerst zenuwachtig naar het zebrapad te hebben gezocht.
De camping van Lake Louise was zelfs helemaal afgezet met schrikdraad. Een aantal grizzlyberen was wat al te bijdehand geweest, dus moest het campingpubliek beschermd worden.

We waren vol goede voornemens naar de Rockies gekomen. We zouden niet van viewpoint naar viewpoint rijden; nee, we zouden gaan hiken. Wandelschoenen aan en hup, de natuur in. Bij Lake Louise liepen we daarom de prachtige “ Valley-of-6-glaciers-trail” en plakten er de “Lake-Agnes-trail” aan vast. We liepen door gebieden die, na later bleek, eigenlijk afgezet waren vanwege opdringerige grizzlyberen en eenmaal hoger in de bergen begon het zelfs te sneeuwen. En een maand geleden stonden we nog in de Afrikaanse zon!!

Tien uur achtereen hiken door de bergen vergde echter haar tol. Rick begon te hinkepoten omdat zijn linkerknie begon dwars te liggen zodat we onze stiekeme plannetjes voor meerdere hikes in de koelkast moesten stoppen. Zelfs een dag-hike bij het schitterende Lake Morraine moesten we even vergeten. Daarom maar in de auto gekropen en de wereldberoemde Columbia Icefield Parkway afgereden. En wat een genot was dat. Het landschap was onbeschrijflijk, zo mooi. Plekken als Athabasca Glacier, Athabasca Falls en Peyto Lake zijn werkelijk prachtig. Kijk maar op onze website www.allaroundtheworld.nl onder “photography all around the world” - Canada voor enkele impressies.

In Jasper NP liepen we toch weer voorzichtig een eenvoudige hike en Mount Robson PP zelfs een wat langere hike naar Kinney Lake aan de voet van de hoogste berg van de Rockies, Mount Robson. En onderweg weer wild. Uit de verte zagen we onze eerste eland (Moose) en ...... onze eerste beer! Een jonge zwarte beer struinde langs de weg, rolde rotsjes en boomstammetjes om op zoek naar datgene wat jonge zwarte beren eten en verdween weer in het bos. Prachtig!!

Wat ook een heel spektakel was waren de treinen in de Rockies. Een aantal loc’s trokken daarbij vele en vele wagons, veelal gevuld met graan uit de provincies Manitoba en Saskatchewan. Eenmaal telde we 110 wagons achter 3 loc’s! Dat was wel even wachten voor de spoorboom dus.....

Mocht je overigens naar Canada (geldt ook voor Alaska) willen, bedenk je dan twee keer met het kopen van een reisgids. Hier zijn overal visitor centres en die zijn gespecialiseerd in het geven van zoveel mogelijk brochures, kaarten, leaflets en folders aan onschuldige toeristen. Voordat je het weet loop je krom van de kilo’s folders zo’n visitor centre weer uit, maar daar zit altijd wel IETS nuttigs tussen!

Sla in de Rockies overigens niet het gebied ten westen van Jasper over (tot aan Miette Hot Springs), want dat is ook heel mooi. En wat je zeker niet moet overslaan is Mount Edith Cavell. Met een gewone auto (met RV is moeilijk) kan je de slinger weg door de bergen volgen tot aan een korte trail, die je leidt tot aan de voet van de Angel Glacier en een gletsjer meertje waar de ijsrotsen nog in drijven. Magnifiek!

Alaska Highway
De beroemde Alaska Highway loopt van Dawson Creek in BC, Canada door Yukon naar Delta Junction (officieel) dan wel Fairbanks (officieus) in Alaska, USA. Deze weg van maar liefst 2500 km is in 1942 in slechts 8 maanden aangelegd door de Amerikanen. Roosevelt gaf daar toen de opdracht toe om Alaska over de weg te ontsluiten (was toen nog niet het geval), om een eventuele invasie door Japan via de Aleoeten-eilanden te kunnen voorkomen. Het is werkelijk ongelooflijk hoe ze dat toen voor elkaar hebben gekregen in deze wildernis. Nu vormt de lange route vooral een toeristische route voor al die Amerikanen die graag hun 49ste staat zien voor ze sterven (of zoiets). En tegenwoordig is de gehele weg geasfalteerd.

Dawson Creek staat helemaal in het teken van het feit dat ze het begin vormen van de Alaska Highway. "Mile 0" city. Verder is er ook niet zoveel te doen. De eerste 1000 km van deze mooie route bevinden zich in BC en voeren door de noordelijke Rocky Mountains. Daarbij doorkruis je 3 natuurparken: Stone Mountain PP, Muncho Lake PP en Liard River Hot Springs PP. De route doet qua grandeur niet onder voor de Colombia Icefield Parkway, maar dan met veel minder verkeer. Zo ver als je kijkt zie je uitgestrekte wouden, ruige bergpieken en wilde bergstromen.
Bij alle routes in BC, Yukon en Alaska maakten we gebruik van de "Milepost", een lijvig boekwerk dat mijl voor mijl alle highways in deze regio‘s beschrijft. Eigenlijk een miskoop, want wie anders dan onzekere Amerikanen gaat nu mijl voor mijl in een boek staren in plaats van naar buiten? Maar toch, soms... zo schrijft het boek dat bij mijl 497 opgelet moet worden voor bisons. En warempel, al na 5 km ligt een kudde bisons zich de slaap nog uit de ogen wrijvend langs de kant van de weg (jaja, wij waren toen al op weg). En ook bij mijl 372 was het raak: "watch for stone-sheep" kopte de Milepost en inderdaad, daar stonden ze, de steenschapen. Wij vermoeden daarom een complot tussen de auteurs van de Milepost en de bouwers van de Alaska Highway. Het zijn allemaal Amerikanen; ze spelen natuurlijk allemaal onder een hoedje...

In Stone Mountain PP kampeerden we naast het hoogste punt van de Alaska Highway (1295 meter) op de Summit Lake Provincial Campground. En het kwam met bakken naar beneden. Gezellig joh! Maar... de regen kon twee kariboe‘s (Amerikaans rendier) er niet van weerhouden om zich aan ons te tonen. En de volgende morgen scheen gelukkig weer volop de zon, zodat we de hele mooie hike naar het Spring Flower Lake konden maken (en weer en kariboe zagen).

Rijdend door Muncho Lake PP zagen we onze tweede wolf langs de weg, bijtend en sleurend aan iets ondefinieerbaars in de bosjes.

Liard River Hot Springs PP is een klein natuurpark wat geheel en al draait om (de naam zegt het al) hete bronnen. Vooral populair bij oude-van-dagen die de pijnlijke spieren in het zeer hete water tot rust willen laten komen. De camping staat er dan ook altijd nokvol. De omgeving is prachtig, door het warme water haast tropisch en de bronnen zijn... heet! Maar liefst 53 graden Celsius, veel te heet dus eigenlijk voor twee Hollanders. Alleen daar waar een koelere rivier zich mengde met de hete bron hielden wij het uit. Slechts fat-bellied die-hard Amerikanen begaven zich in de hetere delen, maar die gaven dan ook nergens om. Ook niet om de muskieten. Want eenmaal uit het water was het raak: als sluwe roofdieren stortten zich honderden muskieten zich op weerloze mensenlichamen, zich tegoed doend aan mensenbloed. En al die muskieten de steken zijn alleen de wijfjes, want de mannen steken niet. Die hebben genoeg aan wat de bloemetjes geven. Maar de gemene wijven hebben mensenbloed nodig om in staat te zijn om hun eieren te leggen, is het niet te zielig voor woorden? Maar de fat-bellied die-hard Amerikanen stonden doodleuk in hun veel te kleine zwembroekjes buiten het water te kletsen over ongetwijfeld hun inkomens, terwijl ze bedekt waren met gemene wijven. Rare jongens, die Amerikanen!

Yukon
De naam Yukon roept meteen ideeen op aan ongerept, wildernis, koud, ruig en... beren. En dat is allemaal waar. Wij zouden er aan toe willen voegen: muskieten. Maar daarover later meer.
Yukon is inderdaad ruig en ongerept. De reusachtige provincie waar qua afmetingen menig Europees land jaloers op zou zijn, telt slechts 35.000 inwoners. En daarvan leven bijna 25.000 inwoners in de hoofdstad Whitehorse en de meeste anderen in tweede stad Dawson City. De rest bestaat uit kleine, gefragmenteerde groepjes Inuit (Eskimo‘s) in het veelal onbereikbare, 75% van de tijd met sneeuw en ijs bedekte noorden van Yukon. Juist die beschrijvingen trokken ons erg aan. Maar niet die muskieten.

In Watson Lake, juist over de grens met BC, kozen wij voor de Campbell Highway richting Carmacks op aanbevelen van een bijdehande tante in het bezoekerscentrum. Die route zou zoooooooooo mooi zijn. Nou, dat kan wel zijn maar ze vergat er bij te zeggen dat de eerste 300 km je tussen huizenhoge dennebomen reed en dus niets zag. Daarbij was de weg van het ruige gravelsoort en was onze auto in een mum van tijd vuilgrijs in plaats van trots rood. Ah, na zo‘n 300 km dan toch een mooi uitkijkpunt over Lake Finlayson vanwaar je soms grote kudde‘s kariboe‘s zou kunnen zien, zo sprak de Milepost. Nou, niks geen kuddes kariboe‘s, maar wel kuddes muskieten. Het duizenden tegelijk stortten de gemene wijven zich op ons op het moment dat we maar een been buiten de deur hadden gestoken. Gewoon overdag! Het enige voordeel was dat we niet bang voor malaria hoefden te zijn, maar dat woog echt niet op tegen alle nadelen! Niet normaal meer. Het was niet "Welcome to Bear Country" maar "Welcome to Mosquito Country"! Die Canadezen snappen er geen bal van of...verzwijgen met opzet een van de meest duistere zijden van hun land...

Na Faro werd het landschap gelukkig wat weidser maar dat rechtvaardigde de keuze voor deze route niet. Verder noordwaarts gingen we. Want we hadden een ander lumineus idee opgevat: waarom niet helemaal naar de Arctische Oceaan rijden?

De Dempster Highway
De Dempster Highway is de ultieme Yukon-ervaring. Een ruige, 800 km lange gravelroute leidt tot net in NWT in het plaatsje Inuvik aan de Arctische Oceaan. Je begeeft je in niemandsland op een paar andere toeristen, wat verdwaalde Inuit en het wild na dan. Dus goede voorbereiding was vereist. Nou, eigenlijk sloegen wij gewoon af en begonnen de route. En die viel best mee. Grof gravel maar goed te doen en genoeg weggebruikers om niet langer dan een halve dag te hoeven wachten bij grote pech. De route leidt door naaldboom- en toendra-landschap omgeven door bergen, werkelijk wonderschoon. Maar... wild zagen wij niet veel. Niet zo vreemd ook. Hier wordt nog veel gejaagd. Bijna alle verkeersborden bevatten er wel kogelgaten, sommigen zijn niet eens meer leesbaar. Komt waarschijnlijk door de jagers die niets konden schieten... De jacht is dan weliswaar gereguleerd in Canada, maar uiteindelijk kan je alles schieten. Niet alleen elanden en kariboe‘s, maar ook beren en zelfs de zeer zelfdzame muskusossen. Wij vonden het weerzinwekkend. Hier was geen sprake van jacht wegens levensonderhoud (zoals bij de Inuit), maar wegens jachttrofeeen. En tegelijkertijd de stroperij in Afrika veroordelen, jaja, zo kennen we er ook nog wel een paar...

Toch was het bij Moose Lake raak: een vrouwtjes-eland stond tot aan haar oorlellen in het water, verheugd waterplanten etend. Elanden zijn de Japanners onder de hertachtigen: ze slurpen en smakken erop los alsof het een lieve lust is. Manieren zijn ze nooit bijgebracht. Stuitend om te horen, schitterend om te zien.

Nee, de Dempster is niet geheel en al wild-loos, want (daar gaan we weer) er zijn altijd weer de muskieten. Toen we arriveerden bij Engineer Creek campground, halverwege de route, zagen we allemaal mensen rondlopen met gezichtsnetjes en zelfs hele lichaamsnetjes. Zo erg kon het toch niet zijn? Fout! Eenmaal uit de auto werden we bestormd door triljoenen gemene wijven, te absurd voor woorden. Ze probeerden binnen te dringen via neus, mond en oren en alleen liters DEET wisten ons enigzins te beschermen. De volgende ochtend kwamen we er echter beiden achter dat de gemene wijven ons toch te slim af waren geweest: ze hadden onze huid dwars door onze haardos gevonden. Ontelbare muggenbulten op onze kruin waren het gevolg.

De Dempster Highway passerde ook de poolcirkel, weer een mijlpaal in ons reizigersbestaan. En na 2 ferry-oversteken en het passeren van de grens met NWT bereikten we eindelijk Inuvik, gelegen aan een grote Delta als uitloper van de Arctische Oceaan.
Inuvik wordt grotendeels bevolkt door de Inuit en wel voornamelijk door de Gwich‘in stam. Stel je geen rauw-vlees-vretende-in-igo-wonende-indianen voor; helaas bestaan die niet meer. Dat viel ons een beetje tegen. Denk meer aan alcohol-drinkende-werkloos-zijnde-en-lang-haar-dragende-Inuit-mannen, big-mamma-op-zelf-gebreide-pantoffeltjes-Inuit-vrouwen en skatende-instrakke-spijkerbroeken-gestoken-voor-de-McDonald-rondhangende-Inuit-jongeren. Niet zoveel romantiek dus. Toch warende gelaatstrekken van de Gwich‘in heel treffend: ze leken meer op de Aziatische rassen dan de Amerikaanse. Niet zo vreemd wellicht als je je bedenkt dat het de nazaten zijn van de eerste mensen die de Beringstraat overstaken van Rusland naar Alaska!

Inuvik zelf was ook niet zoveel aan, maar gelukkig stond er een windje zodat het muggenprobleem enigzins te harden was. Tevens vielen we met onze neus in de boter, want er vond juist het Great Northern Arts Festival plaats. Tientallen artiesten uit de noodelijke provincies lieten zien wat je kon maken van mammoetivoor, walvisbaleinen en walrustanden. Tevens waren er ‘s avonds optredens van de plaatselijke line-dance band (ooit Eskimo‘s zien line-dancen? Nee? Nou, wij wel!) en de lokale bejaarde Eskimo-zweep-artiest. Heel aardig allemaal.
Vanuit Inuvik kan je ook peperdure excursies maken naar Herschell-Island of (nog beter) Banks-Island om bijvoorbeeld muskusossen in het wild te zien (hoewel de meesten erheen gaan om ze te jagen). Maar dat ging ons backpackersbudget (400$-500$) te boven. Toen bovendien de tweede dag de wind ging liggen en de gemene wijven hun kans weer schoon zagen, hadden wij er tabak van en scheurden in een dag de 800 km Dempster Highway weer af naar het beginpunt. Dieptepunt onderweg: een steen die een aantal barsten in onze voorruit veroorzaakte. Hoogtepunt onderweg: twee slurpende en smakkende elanden!

Oja, bijna vergeten: in dit godvergeten uiterste noorden zijn twee bijzondere gebeurtenissen:
1. in de zomer gaat de zon niet onder! Ongeveer 2 maanden lang is het hier 24 uur licht. Daar gaat dus wel je biologische klokje van op tilt (overigens was het in andere delen van Yukon slechts 3-4 uur donker). Hoe dat allemaal komt gaan we hier niet uitleggen, sla er maar een enyclopie op na. Overigens: in de winter is het dus ruim een maand lang 24 uur pikkedonker!
2. Het noorderlicht oftewel Aurora Borealis, die prachtige groene en rode patronen vormen in de lucht. Dit wordt veroorzaakt door deeltjes afkomstig van de zon, maar voor het fijne ervan moet je dezelfde encyclopie er maar op naslaan. Het is alleen ‘s nachts te zien en met 24 uur daglicht in de zomer kan je het helaas wel vergeten (zo ook wij).

Was de Dempster de moeite waard? Ja, meer dan. Het landschap is prachtig en ruig, de mensen interessant, he passeert de poolcirkel, je bereikt de Arctische Oceaan en je ervaart 24 uur daglicht.

Dawson City
In Dawson City schijnt de tijd te hebben stilgestaan. Het is nog een echte wild-west-stad. Alle gebouwen van hout, de stoep bestaat uit houten vlonders en... nog echte saloons. Ga vooral naar Diamond Tooth Gerties voor een "echte" wildwest show en waan je eventjes Jesse James of Billy the Kid. Tevens is Dawson City de bakermat van de beroemde Klondike Gold Rush rond 1900, toen duizenden Amerikanen onder zeer barre omstandigheden hun geluk beproefden op zoek naar goud. Ook tegenwoordig wordt er nog steeds goud gedolven in Dawson City.

Na een of twee dagen is deze poppenkast ook wel weer genoeg, maar toch. We genoten nog even van het uitzicht vanaf de Dome Road, waarbij je mooi de Yukon en Klondike rivier ziet samenvloeien bij Dawson City. Daarna kozen we de schitterende Top Of The World Highway op weg naar Alaska!

Canada II: het einde van een rondrace door Noord-Amerika (4-8-2003/31-8-2003)

Eenmaal uit Alaska vertrokken was ons doel Vancouver Island, ongeveer 3000 km zuidelijker gelegen. De route zou leiden door de eindeloze wouden van British Colombia, maar eerst moesten we nog een deel in Yukon afleggen.

Net over de grens met Alaska ligt Kluane NP in Yukon, Canada. Dit natuurgebied vormt een aaneengesloten geheel met Wrangell-St Elias NP in Alaska, Glacier Bay NP in the Inside Passage van Alaska en een natuurgebied met een onuitspreekbare naam in BC. Samen vormt het een van de grootste beschermde transfrontier-natuurgebieden ter wereld en het is dan ook uitgeroepen tot een UNESCO World Heritage site. Grote delen van dit enorme gebied zijn moeilijk bereikbaar, op een paar kleinere hikes na. Wij deden er een in de vroege morgen en de omgeving was stil en door de mogelijke aanwezigheid van beren zelfs spannend. Beren zagen we niet, wel een verdwaalde sneeuwgeit hoger op de bergflanken.

Na Kluane NP keerden we nog twee keer terug naar Alaska (Haines en Hyder) maar daarover heb je meer kunnen lezen in het vorige verslag. Na bijna 2000 km te hebben gereden door die enorme wouden kwamen we aan in Prince Rupert, gelegen aan de oceaan. Prince Rupert was de opstapplaats voor onze ferrytocht door de Inside Passage, het geweldige natuurgebied dat strekt van het zuiden van Alaska tot aan Vancouver Island. Port Hardy op Vancouver Island was dan ook onze eindbestemming.
We hadden flink uitgekeken naar deze tocht na geweldige verhalen over de Inside Passage: gletsjers, walvissen, orcas en ga zo maar door. Het Alaska-deel kan je met de Alaskan Ferry doen en het Canada-deel met de BC-Ferry. De Alaskan Ferry is echter schreeuwend duur (vooral met auto) dus kozen wij voor het Canadese deel.
Tja, wat moeten we ervan zeggen? Eigenlijk viel het ons een beetje tegen omdat we er waarschijnlijk te veel van verwacht hadden. De bijna 15 uur durende tocht voerde door de Passage met links en rechts bergachtig landschap met naaldbomen zo ver het oog reikte. Het klinkt wat verwend maar dat ging na een uurtje of wat toch wat vervelen. We hadden op basis van de verhalen reusachtige gletsjers verwacht en honderden drijvende ijsbergen, maar die bleken zich in het noordelijker gelegen Alaska-gedeelte te bevinden. We hielden het 7 uur uit op het koude dek maar zijn toen toch maar het warmere binnendeel van de boot op gaan zoeken. Daar zat inmiddels ook het merendeel van de andere passagiers die het allang gezien hadden. Maar toch...eenmaal wist de kapitein ons naar buiten te roepen toen we in de verte een paar Grey Whales (Grijze Walvissen) voorbij zagen komen en een andere keer zelfs Humpback Whales (Bultrug-walvissen). En die zie je toch ook niet elke dag!!!

Op Vancouver Island kwamen we er al snel achter dat dit DE plek was om Orcas te zien EN dat het redelijk betaalbaar was. Nu hadden we natuurlijk al Orcas gezien in Alaska maar die geweldige dieren wilden we best nog wel een keer zien. In Port McNeill scheepten we ons in voor een Orca-tour die maar liefst ruim 6 uur zou duren. En het was de moeite meer dan waard. Na een uur varen zagen we een grote groep Orcas (ongeveer 20-25 dieren) vlak voor de kust koersen. De zoogdieren kwamen groepsgewijs om de minuut boven en bliezen water uit hun ademgat om weer nieuwe zuurstof in te nemen. Wat een geweldig gezicht! De gitzwart-met-witte dieren zwommen gracieus in de ruststand door het water, en als ze boven kwamen zagen we eerst de reusachtige rugvin boven komen voordat de rug en kop zichtbaar waren. We konden de groep niet al te dicht naderen omdat ze precies een zeereservaat inzwommen, wat zoveel wil zeggen een deel van de zee waar boten niet worden geacht te komen. Dit deel was beschermd omdat het een geliefd kiezelstrand (onder water) was voor deOrcas waar ze regelmatig komen om zich te “krabben” (een knuffelmuur)!.
Maar het feest was nog niet over. Later op de dag troffen we een enorme Humpback-Whale, je-weet-wel, zo een waarvan je de staart heel mooi uit het water ziet steken als hij onderduikt. En als klap op de vuurpijl zagen we nog eens drie Orcas (wederom in ruststand) die we een uur lang volgden en zo dichtbij konden komen dat we ze haast aan konden raken. Geweldig!
Aan boord was ook professioneel fotograaf Rolf Hicker (zie www.HickerPhotos.com) met wie Rick natuurlijk urenlang zat te babbelen over fotografie. Rolf schiet niet alleen geweldige fotos van Orcas, maar heeft ook unieke filmopnames gemaakt van Orcas onder water die de boot volgen en gebruik maken van de stuwkracht van de boot om mee te zwemmen (zonder er al te veel voor hoeven doen). Wat de opnames zo uniek maakt is dat heel duidelijk is dat de Orcas er plezier in hebben. Draaiend om hun as zie je ze daadwerkelijk lachen naar en om elkaar! Rolf hoopt de opnames binnenkort te slijten aan National Geographic, dus misschien kunnen jullie binnenkort hetzelfde zien op TV.

Na het Orca-avontuur togen we op weg naar Tofino aan de westkust van het eiland. Onderweg doorkruisten we de enorme gematigde regenwouden voor welke Greenpeace zoveel actie heeft gevoerd (er vindt namelijk veel houtkap plaats). Tofino bleek een –voor ons- vreselijk over het paard getild toeristisch dorp waar op sommige campingplaatsen maar liefst 70 CAN$ werd gevraagd voor een campsite. Het vlakbij gelegen Pacific Rim NP was wel erg mooi. Hier was ook duidelijk te zien dat het een echt regenwoud betrof.

Onze eindbestemming op het eiland was BCs hoofdstad Victoria. Wat een leuke stad is dat zeg! Met duidelijk Engelse invloeden bruist de stad aan elke kant. We trakteerden ons voor het eerst tijdens onze reis op twee hotelovernachtigen, deden er nog een schepje bovenop met lekker eten en vergaapten ons aan de stad, aan “Whales” in het IMAX, aan “Whale Rider” in de bioscoop en... we zochten er Jenny op, die we ruim een jaar geleden op Zanzibar (en in Uganda) hadden ontmoet en hier woont!

Maar...Victoria zou nog overtroffen worden door haar grote broer op het vasteland. De ferry bracht ons namelijk naar...Vancouver! Wat een heerlijke stad is dat! Van alle gemakken voorzien maar toch heel relaxed, door schitterende natuur omgeven en met een heerlijk klimaat. Hier zochten we Jan-Paul (JP) op, de broer van “ons” Marjolein die hier inmiddels een aantal jaar woont met vrouw en kersverse dochter. We hadden veel plezier in deze geweldige stad en bezochten het Antropologisch Museum (viel wat tegen), de stranden (niet druk!), restaurantjes en (eindelijk) terrasjes. JP, bedankt voor alles en vooral voor de fysiotherapie-oefeningen. Ziet er geweldig uit op tape, vooral op die skippy-ballen!

Na twee dagen Vancouver was het toch tijd om oostwaarts te vertrekken, op weg naar Rita, Remmert en de kinders. Daar hadden we weer heel veel zin in dus deden we de tocht van 900km naar de Rockies in slechts een dag. Onderweg was het trouwens ook niet slim om te stoppen, omdat het gebied vergeven was van de bosbranden. BC telde op dat moment maar liefst 850 bosbranden, ruim 30.000 mensen waren al ge-evacueerd. De aanhoudende droogte was de grote boosdoener.
Ook in de Rockies was de noodtoestand uitgeroepen, vooral in Kootenay NP. Veel trails waren gesloten. Gelukkig konden we in Yoho NP nog wel Takakkaw Falls bekijken, een geweldige waterval van 500 meter hoogte. Alle trails rondom Lake Moraine waren vanwege de branden helaas gesloten, tot groot verdriet van Rick. Gelukkig hadden we op de heenreis de Rockies al uitgebreid verkend. Dus togen we op weg naar Calgary om aanvullende inkopen te doen voor Zuid-Amerika.

De laatste dagen in Canada brachten we door bij Rita, Remmert, Juwilliart, Voole en Latrelle, waarvan de laatste in die korte tijd inmiddels geleerd had hoe ze moest zitten. Het waren heerlijke dagen, ook om uit te rusten van de toch wel turbulente tijd in dit deel van de wereld. Op 1 september kwam daar echter een einde aan. Toen vlogen we van Calgary naar Quito in Equador, Zuid-Amerika. En daar zouden we weer een zus opzoeken, deze keer die van Rick, Mariska. En die hadden we ook al ruim een jaar niet gezien. Maar daarover de volgende keer meer!!!

Click for English © copyright on all pictures by Rick Versteegh. No picture or image may be copied, printed or reproduced without written permission